Nederlands geld

fl. st. p.
1 gouden dukaat = 5 guldens, 5 stuyvers
1 zilveren rijder [dukaat] = 63 stuyvers
1 Nederlandse 3 gulden = 60 stuyvers
1 pattacon = 50 stuyvers
1 leeuwendaalder = 40 stuyvers
1 daalder = 30 stuyvers
1 Kamper daalder = 26 stuyvers
1 halve zilveren dukaat van Zeeland = 26 stuyvers
1 Emdense daalder = 23 stuyvers
1 gulden / f., fl., g. = 20 stuyvers
1 scheepjesschelling = 6 stuyvers
1 stoter = 2½ stuyvers
1 dubbele stuyver = 2 stuyvers
1 stuyver / st. = 16 penningen
1 schelling = 12 penningen
1 duit = 2 penningen
1 penning / p.
See the special page for Dutch coins.link

Bremische Müntze

Rthl. Groten Schwaren
1 Ducat [3.5 / 3.45 g Au] = 192 Groten
1 Species Thaler = 96 Groten
1 Reichsthaler / Rthl., Thl. = 2 Bremische Marck
= 72 Groten
1 Marck Bremisch = 36 Groten
1 Kopffstück = 12 Groten
1 Grot = 5 Schwaren
1 Schwar

Coins of Bremen's valuta were issued in Quedlinburg, Oldenburg-Altenburg, Westfalen and the connected territories.

More information about coins and currencies of the Holy Roman Empire.link Additional calculating tool.link
Exchange rate: Dutch Guilders = Reichsthaler

Source: Paritius (1709)link Comparison of Coinslink
© Matthias Böhne / Olaf Simons, 2004